EPB: toepassing hernieuwbare energie bij nieuwbouw en ingrijpende energetische renovaties in Vlaanderen
Wenst u de cijfers achter de grafieken? Beweeg uw cursor boven de rechterbovenhoek van de grafiek, klik op '...' en selecteer 'Gegevens exporteren'.
Ziet u geen nieuw venster? Scroll dan naar beneden.
< vorig rapport | Woongebouwen: maatregelen | volgend rapport > |
Nieuwbouw
De eerste grafiek toont het percentage woongebouwen (eengezinswoningen en appartementen) dat ofwel een zonneboiler (ZB), waarbij ofwel een warmtepomp (WP), ofwel fotovoltaïsche panelen (PV), ofwel combinaties van twee of drie van de toepassingen is geplaatst.
In bouwaanvraagjaar 2006 werd slechts in 4 % van de woongebouwen één of meerdere toepassingen op hernieuwbare energie geplaatst. In 2013 paste men in 19% van de nieuwe woongebouwen ofwel een zonneboiler, ofwel een warmtepomp, ofwel fotovoltaïsche panelen, ofwel combinaties ervan, toe. In 2014 stijgt dit aandeel naar meer dan de helft van de woningen en appartementen (55%). De sterke stijging in de technieken op hernieuwbare energie sinds aanvraagjaar 2014 is een gevolg van het verplichte aandeel aan hernieuwbare energie voor bouwaanvragen vanaf 1 januari 2014.
Als voorzieningen op hernieuwbare energie praktisch niet haalbaar blijken, kan de bouwheer ook kiezen om te voldoen aan een 10% strengere E-peileis. De staafdiagram toont dat men in 57% van de ingediende aangiften voor aanvraagjaar 2014 kiest voor hernieuwbare energie in plaats van het alternatief van een 10% strengere E-peileis. Vanaf aanvraagjaar 2018 stijgt dat naar 83%. Voor aanvraagjaar 2018 verstrengt de E-peileis naar E40 en is de 10% strengere E-peileis E36. Voor de meest recente aanvraagjaren zien we dat in 100% van de aanvragen gekozen wordt voor hernieuwbare energie. Het percentage voor aanvraagjaar 2022 (100%) kan de komende jaren nog dalen: voor appartementen moeten immers nog veel EPB-aangiften ingediend worden, en bij appartementen wordt iets minder ingezet op hernieuwbare energie dan bij eengezinswoningen.
Het aandeel aangiften waar niet wordt voldaan aan de eis op het minimumaandeel hernieuwbare energie en ook niet wordt voldaan aan de strengere E-peileis, is beperkt. Voor aanvraagjaar 2014 was dit minder dan 2%. Dit aandeel is verder gedaald tot nagenoeg 0% vanaf aanvraagjaar 2020.
Als we de toepassing van hernieuwbare energie meer in detail bekijken, zien we dat de toepassing van PV-panelen duidelijk het overwicht kent en sinds 2014 in de lift zit.
- Voor aanvragen van 2020 past men in 56% van de woningen enkel PV-panelen toe, om het verplichte minimumaandeel hernieuwbare energie in te vullen. Daarnaast plaatst, voor aanvraagjaar 2020 nog 36% PV-panelen in combinatie met een warmtepomp. De andere combinaties komen minder vaak voor. Voor aanvraagjaar 2020 plaatste men een warmtepomp in 40%, of 4 op 10 van de nieuwbouwwoningen (eengezinswoningen en appartementen) en in 93% van de nieuwbouwwoningen zijn PV-panelen geplaatst.
- Voor aanvragen van 2021 past men in 40% van de woningen enkel PV-panelen toe, om het verplichte minimumaandeel hernieuwbare energie in te vullen. Daarnaast plaatst, voor aanvraagjaar 2021 nog 57% PV-panelen in combinatie met een warmtepomp. De andere combinaties komen minder vaak voor. Voor aanvraagjaar 2021 plaatste men een warmtepomp in 59% van de nieuwbouwwoningen (eengezinswoningen en appartementen) en in 98% van de nieuwbouwwoningen zijn PV-panelen geplaatst.
- Voor aanvraagjaar 2022 moeten nog heel wat aangiften ingediend worden, vooral voor appartementen. Voorlopig valt voor aanvraagjaar 2022 op dat het plaatsen van enkel PV-panelen om het verplichte hernieuwbare aandeel in te vullen een duidelijke daling kent (namelijk in 22% van de nieuwbouwwoningen), terwijl de combinatie 'warmtepomp en zonnepanelen' opvallend stijgt (in 77% van de nieuwbouwwoningen) ten opzichte van aanvraagjaar 2021. In totaal werd in 77%, of 3 op 4 van de aangiften van aanvraagjaar 2022 een warmtepomp geplaatst en in 99% is voor zonnepanelen gekozen, volgens de voorlopige cijfers.
Ingrijpende energetische renovatie (IER)
IER’s met vergunningsaanvraag vanaf 2017 moeten aan een minimumaandeel hernieuwbare energie voldoen. Uit de aangiften die zijn ingediend voor aanvraagjaar 2017 blijkt dat 44% in hernieuwbare energie voorziet. Voor de al ingediende aangiften van aanvraagjaar 2020, 2021 en 2022 stijgt dat verder naar respectievelijk 77%, 86% en zelfs (voorlopig) 92%.
Het alternatief is voldoen aan een 10% strenger E-peil (dus maximaal E81 voor aanvraagjaar 2018 en 2019, in plaats van E90 en maximaal E63 voor aanvraagjaar 2020 tot 2022, in plaats van E70). Voor aanvraagjaar 2021 is het gemiddeld E-peil van de al ingediende EPB-aangiften E42, dus ruim onder de eis E70. Daaruit blijkt dat ook bij IER's bewust voor technieken op hernieuwbare energie wordt gekozen, en niet voor de strengere E-peileis.